Finse exportregel
HvJ 02-02-2023, C-676/21, ECLI:EU:C:2023:63
Finse teruggaafregel bij export niet in strijd met Europees recht
Finland kent een belasting-teruggaafregel bij export van een auto. Een van de voorwaarden voor de teruggaaf is dat de auto tenminste 10 jaar vóór het tijdstip van export voor het eerst in gebruik genomen is. In de onderhavige procedure is in geschil of deze voorwaarde in strijd is met het Unierecht, met name het discriminatieverbod van artikel 110 VWEU.
Het Hof van Justitie beantwoordt deze vraag ontkennend. De 10-jaars-voorwaarde is volgens het Hof niet discriminerend, omdat deze voorwaarde voor alle auto’s geldt en aldus een objectief onderscheidend criterium is vastgesteld op basis waarvan geen onderscheid wordt gemaakt tussen de gevallen waarin de belasting wordt terugbetaald en de gevallen waarin geen restitutie wordt toegekend. Bovendien leidt de voorwaarde van de teruggaafregeling niet tot een verschil in behandeling tussen ingevoerde auto’s, waarvoor een registratiebelasting wordt geheven, en binnenlandse voertuigen, aangezien de voorwaarde geenszins het bedrag wijzigt van het bedrag aan belasting dat nog rust in de restwaarde van de binnenlandse referentieauto. Volgens het Hof mogen lidstaten naar eigen inzicht registratiebelastingen heffen op de voorwaarde dat de verkoop van ingevoerde auto’s niet wordt ontmoedigd. Niet is in te zien waarom de 10-jaars-voorwaarde van de teruggaafregeling in strijd komt met dat uitgangspunt, aldus het Hof.
De Nederlandse teruggaafregel bij export
Nederland kent ook een teruggaafregeling van BPM bij export, zie artikel 14a Wet BPM. Een van de voorwaarden voor de teruggaaf is dat de auto op of na 16 oktober 2006 voor het eerst in gebruik is genomen. In zijn arrest van 14-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:281, oordeelde de Hoge Raad dat deze voorwaarde niet in strijd komt met artikel 110 VWEU. Noch het VWEU noch het Europeesrechtelijke evenredigheidsbeginsel noopt tot een regeling die voorziet in teruggaaf van BPM wanneer een auto na verloop van tijd niet meer is bestemd voor duurzaam gebruik in Nederland en voor duurzaam gebruik wordt overgebracht naar een andere lidstaat. Het Europeesrechtelijke evenredigheidsbeginsel staat niet eraan in de weg dat de wetgever de toepassing van artikel 14a Wet BPM in de tijd heeft beperkt tot auto’s die zijn geregistreerd of tenaamgesteld op kenteken op of na 16 oktober 2006, dan wel waarmee op of na deze datum gebruik van de weg in Nederland is aangevangen, aldus de Hoge Raad.
In de voornoemde cassatieprocedure stond vast dat de auto bestemd was voor duurzaam gebruik in Nederland. In de Finse procedure vroeg de verwijzende rechter zich af of kan worden aangenomen dat géén sprake is van duurzaam gebruik, als een auto gedurende een periode die aanzienlijk korter is dan de economische levensduur ervan in Finland wordt gebruikt. Het Hof van Justitie overweegt dat deze omstandigheid irrelevant is voor de beoordeling of sprake is van schending van artikel 110 VWEU. De belastingplichtige kan namelijk met volledige kennis van zaken besluiten om een auto in te voeren met het oog op tijdelijk gebruik, bijvoorbeeld in het kader van een tijdelijke huur-of leaseovereenkomst. In zo’n geval wordt de registratiebelasting tijdsevenredig vastgesteld en is er dus geen strijd met het evenredigheidsbeginsel of artikel 110 VWEU.