085 130 58 21 info@123bpm.nl

Twee knelpunten

De meeste politieke partijen pleiten voor het afschaffen van de BPM en het invoeren van een kilometerheffing. Over deze fundamentele kwestie laat de staatssecretaris zich niet uit. Dat is voor een volgend kabinet. In de tussentijd ziet hij zich wel gesteld voor een tweetal knelpunten die moeten worden opgelost, voordat de opzet van de autobelastingen in de toekomst mogelijk op een andere wijze wordt ingericht.

No-cure-no-pay

Het eerste knelpunt vormt de groep van no-cure-no-pay bedrijven, die veelvuldig procederen over BPM-kwesties. Om dit knelpunt weg te nemen is een onderzoek ingesteld naar het verdienmodel van dergelijke bedrijven. De staatssecretaris verwacht dat de uitkomsten van het ingestelde onderzoek binnenkort door het kabinet worden gepubliceerd. Bij het schrijven van zijn brief was de staatssecretaris kennelijk niet geïnformeerd dat het onderzoek in december 2020 al gereed was[1]. Volgens de onderzoekers kan niet worden geconcludeerd dat er de afgelopen jaren sprake is van een gemiddelde stijging van ingediende bezwaren. In de gesprekken die de onderzoekers met diverse rechters hebben gevoerd wordt bovendien benadrukt dat het doel van juridische procedures is om zaken die mis zijn aan te kaarten; de juridische procedures hebben in het verleden regelmatig systeemproblemen van de Wet BPM geïdentificeerd. Spreken van een ‘verdienmodel’ voor no-cure-no-pay bedrijven is daarmee een te simpele weergave van de werkelijkheid; er zitten ook gerechtvaardigde maatschappelijke belangen achter het behandelen van bezwaar en beroep

Taxatierapporten en toezicht door de RDW

Het tweede knelpunt vormt de toepassing van taxatierapporten bij de invoer van gebruikte auto’s. Daardoor kunnen geschillen ontstaan over de waarde van auto’s. En dat leidt weer tot bezwaar- en beroepsprocedures.

Een oplossing kan volgens de staatssecretaris worden gevonden in een eerder voorgestelde wetswijziging. Daarbij verdwijnt het onderscheid tussen enerzijds de aanvraag bij de RDW voor de afgifte van het Nederlandse kenteken en anderzijds de registratie daarvan. In het nieuwe systeem leidt de aanvraag bij de RDW direct tot een belastbaar feit. Omdat ter zake van de aanvraag de auto bij de RDW moet worden getoond,  kan ook direct controle worden uitgevoerd op de aanvaardbaarheid van een toegepast taxatierapport. Op die manier kunnen evidente misstanden snel worden gedetecteerd.

In de parlementaire behandeling bij de totstandkoming van dit nieuwe systeem ontbreekt het antwoord op een belangrijke vraag: Is het belastbare feit de aanvraag, of moet de aanvraag voor de afgifte van een Nederlands kenteken ook gevolgd worden door een bewijs van inschrijving? Met andere woorden: moet de RDW de aanvraagprocedure goedkeuren, voordat het belastbare zich kan voordoen?

Een groot deel van de gerechtelijke procedures die op dit moment worden gevoerd over waarderingskwesties houden verband met het fenomeen ‘gewijzigd aanbieden’. Een belastingplichtige voert een beschadigde auto in en laat deze taxeren. Vervolgens wordt de auto (gedeeltelijk) gerepareerd, en wordt de auto bij de RDW gekeurd met het oog op de latente registratie in het kentekenregister. Daarna wordt de BPM-aangifte ingediend. Uit een door de Belastingdienst uitgevoerde controle blijkt dat de auto gerepareerd is (lees: in een betere staat verkeert dan bij de taxatie), met als gevolg een naheffingsaanslag.

De belastingplichtige die zijn auto repareert, vóórdat hij de BPM-aangifte doet, heeft daarvoor geen anti-fiscale motieven. Hij heeft in het huidige wettelijke systeem geen andere keuze. Als hij de beschadigde auto bij de RDW ter keuring aanbiedt, dan kan de auto namelijk worden afgekeurd.[2] In dat geval kan geen BPM-aangifte worden gedaan.[3] Dat verklaart waarom de auto (gedeeltelijk) wordt gerepareerd, voordat de BPM-aangifte wordt ingediend.

Als in het nieuwe systeem het belastbare feit voor de BPM de aanvraag bij de RDW voor de afgifte van het kentekenbewijs is, dan is er niets aan de hand. Maar als het belastbare feit voor de BPM de inschrijving in het kentekenregister is, dan het dus in beginsel niet mogelijk om een belastbaar feit te creëren ter zake van de invoer van een schadeauto. In dat geval moet de auto eerst (gedeeltelijk) worden hersteld. En dan kan geen beroep worden gedaan op de lagere waarde van de auto ten gevolge van de schade. Als dit de bedoeling of het gevolg is van het nieuwe systeem, dan gaan de no-cure-no-pay dienstverleners gouden tijden tegemoet.


[1] https://www.pro-facto.nl/images/2021/3088_-_Van_beroep_in_bezwaar-def.pdf.

[2] De auto krijgt dan een zogenaamde WOK-status (wacht op keuren).

[3] Zie artikel 8, lid 3, Uitv.reg. BPM. Het gerechtshof Den Bosch heeft bij uitspraak van 16-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:127, beslist dat dit artikel in strijd komt met het Europese recht.