085 130 58 21 info@123bpm.nl

Verschil tussen het civiele- en belastingrecht bij schade aan auto’s

In civiele zaken over schade aan auto’s geldt als algemeen uitgangspunt dat iedere euro schade ook een euro waardevermindering oplevert.[1] Hoewel het belastingrecht het civiele recht meestal volgt[2], geldt er in de BPM een belangrijke uitzondering. In artikel 3.5 van Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling Wet BPM staat namelijk dat de waardevermindering als gevolg van schade aan een auto wordt vastgesteld door het schadebedrag te vermenigvuldigen met 72%, en als een taxateur van mening is dat de waardevermindering hoger is dan 72%, hij dit moet motiveren en staven met een deugdelijke schadecalculatie en beeldmateriaal.

Kritiek op de 72%-regel

In de parlementaire geschiedenis bij de invoering van de 72%-regel wordt opgemerkt dat deze tot stand gekomen is op basis van door het Verbond van Verzekeraars verzamelde gegevens betreffende schadegevallen en hierover tevens uitvoerig overleg is geweest met brancheverenigingen, zoals verzekeraars en taxateurs.

In de tegen de 72%-regel gevoerde procedures werd opgemerkt dat de taxatie-en verzekeringsbranche helemaal niet op de hoogte is van enig uitvoerig overleg over deze regel. Zo wisten bijvoorbeeld de taxateursverenigingen TMV, VRT en NiVRE helemaal van niets! Het gerechtshof Den Bosch hechte echter geloof aan het in de parlementaire geschiedenis vermelde, dat de 72 %-regel tot stand is gekomen op basis van door het Verbond van Verzekeraars verzamelde gegevens betreffende schadegevallen, maar dringt er bij de besluitgever wel op aan om inzicht te verschaffen in de wijze waarop het percentage van 72 tot stand is gekomen. Het verschaffen van een dergelijk inzicht zal namelijk de legitimiteit en de acceptatie van de regeling bevorderen[3]. Ook Advocaat-Generaal Wattel is van mening dat de 72%-regel meer toelichting behoeft, want de wat magere toelichting door de Staatssecretaris maakt niet heel inzichtelijk hoe de 72% precies is berekend.[4]

De 72%-regel wordt in beginsel aanvaard in de feitenrechtspraak

De voorgaande kritiek ten spijt, de Hoge Raad oordeelde op 10-11-2017 met zoveel woorden dat de 72%-regel door de beugel kan. In een procedure over de vraag of de handelsinkoopwaarde kan worden vastgesteld door een bedrag aan schade in mindering te brengen op de waarde volgens een in de handel algemeen toegepaste koerslijst overwoog de Hoge Raad dat voor de heffing van BPM een raming van herstelkosten niet zonder meer de waardevermindering als gevolg van schade hoeft weer te geven, reeds omdat in het kader van het herstellen van schade aan (onder)delen van een personenauto onvermijdelijk ook de normale sporen van gebruik – die reeds in de volgens de koerslijst bepaalde handelsinkoopwaarde van een referentievoertuig worden verdisconteerd – verdwijnen.[5]

Sindsdien wordt in de feitenrechtspraak in beginsel aanvaard dat niet iedere euro schade ook een euro waardevermindering oplevert. Tenzij bijzondere omstandigheden een uitzondering rechtvaardigen. Zo wordt algemeen aanvaard dat een hoger percentage van schadeaftrek gerechtvaardigd is als:

  • Sprake is van een jonge auto
  • De auto weinig KM’s heeft gelopen
  • De auto exclusief is
  • De aard en omvang van de schade talrijk en of technisch gecompliceerd is[6]

De rechtbank Gelderland heeft inmiddels beleid ontwikkeld, inhoudende dat een auto jonger dan een jaar en minder dan 20.000 KM voor 100%-schadeaftrek in aanmerking komt.[7]

Het sluitstuk?

Het onderhavige arrest van de Hoge Raad vormt het sluitstuk van de lopende discussies over de 72%-regel. Volgens de Hoge Raad hoeft een begroting van de herstelkosten niet zonder meer deze waardevermindering als gevolg van de beschadigingen te vertegenwoordigen. Als de belastingplichtige van mening is dat de waardevermindering vanwege de schade tot een hoger percentage dan 72 moet worden vastgesteld, dan rust de bewijslast op hem. In dit verband verdient opmerking dat hem voldoende gelegenheid moet worden geboden om dat bewijs te leveren. De vraag of bijzondere omstandigheden een hoger percentage van schadeaftrek rechtvaardigen is feitelijk van aard en kan in cassatie niet worden getoetst.

Hoewel het onderhavige arrest een duidelijk juridisch toetsingskader geeft, zijn de discussies nog niet uit de lucht. Per geval zal namelijk moeten worden bekeken welk percentage van schadeaftrek gerechtvaardigd is. Over die feitelijke vraag wordt nog steeds veel geprocedeerd.

Veel taxateurs (waaronder de huistaxateur van de Belastingdienst – de Dienst Domeinen) werken al jaren met een staffel, waarbij het percentage van de schadeaftrek afhankelijk is van leeftijd en kilometerstand. Toch bestaat er nog veel discussie, omdat de Belastingdienst nog steeds geen beleid heeft ontwikkeld over deze materie. Dat wordt nu echt de hoogste tijd!


[1] HR 26-10-2012, nr. 11-04121, ECLI:NL:HR:2012:BX0357.

[2] Gerechtshof Den Bosch 25-04-2013, nr. 12-00135, ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ9967, r.o. 4.1.3.

[3] Gerechtshof Den Bosch 14-07-2016, nr. 15/01173, ECLI:NL:GHSHE:2016:2998.

[4] Parket bij de Hoge Raad 22-03-2019, nr. 18/02951, ECLI:NL:PHR:2019:276.

[5] HR 10-11-2017, nr. 16/05289, ECLI:NL:HR:2017:2822.

[6] Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof Den Bosch van 14-07-2016, nr. 15/01173, ECLI:NL:GHSHE:2016:2998.

[7] Rechtbank Gelderland 03-10-2019, AWB 18/6138 (nog niet gepubliceerd).