Afschrijving BPM; gebruik koerslijst bij niet-courante, jonge gebruikte auto’s
HR 23 oktober 2020 19/00101, ECLI:NL:HR:2020:1666
Grote verrassing
Het onderhavige arrest komt als grote verrassing. Want ofschoon de Wet, noch de parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming daarvan, voorwaarden stelt aan de wijze waarop in een koerslijst de inkoopwaarde van een auto moet worden vastgesteld, bepaalt de Hoge Raad dat de inkoopwaarde moet zijn gebaseerd op grondslag van daadwerkelijk in Nederland door wederverkopers betaalde inkoopprijzen. Daarmee wijkt de Hoge Raad dus af van de tekst van de Wet, waarin slechts als voorwaarde is opgenomen dat een koerslijst in de handel algemeen toegepast wordt.
De Hoge Raad legitimeert de – naar mijn mening in strijd met het rechtzekerheidsbeginsel – gestelde aanvullende voorwaarde op basis van een teleologische wetsinterpretatie. Volgens de Hoge Raad geldt als uitgangspunt dat de als belastbare grondslag gehanteerde waarde van een auto een weergave moet zijn van een vergelijkbare auto die al in Nederland rondrijdt, waarbij een reële waardedaling in aanmerking moet worden genomen, dan wel de waarde moet worden geschat die de werkelijke waarde zeer sterk benaderd. Volgens de Hoge Raad kan hiermee niet anders zijn bedoeld dat een koerslijstwaarde is bepaald aan de hand van daadwerkelijk gerealiseerde transacties op de binnenlandse markt, en niet door middel van schatting of theoretische benadering van de waarde van een auto.
Ik ben van mening dat deze motivering ernstig te kort schiet. Niet is in te zien waarom een koerslijstprovider de waardering van de inkoopwaarde niet kan baseren op andere bronnen dan daadwerkelijk betaalde inkoopprijzen. Bijvoorbeeld aan de hand van particuliere vraagprijzen van internetadvertenties, verminderd met een door middel van branchecijfers gevalideerde winstopslagmarge. Of op basis van andere vormen van kennis, marktinformatie, expertise of ervaringsregels.
Als de reële waardedaling het uitgangspunt is, en wel zo’n belangrijk uitgangspunt dat dit een buitenwettelijke aanvullende voorwaarde rechtvaardigt, dan is het onbegrijpelijk dat de Hoge Raad de afschrijving van de auto op 8% stelt, terwijl de belastingplichtige de auto in Nederland verkocht voor € 127.500. Dat is ten opzichte van de nieuwprijs van € 152.509 een afschrijving van 16%. Hierbij is nog niet eens rekening gehouden met de door de belastingplichtige gerealiseerde winstopslagmarge. In het licht van deze daadwerkelijke transactie, is de koerslijstwaarde van AutotelexPro van € 103.118 geenszins onaannemelijk.
Gevolgen voor de praktijk
Ik verwacht niet dat dit arrest grote gevolgen heeft voor de BPM-praktijk. Er zijn door de Belastingdienst vier erkende handelskoerslijsten voor het vaststellen van de handelsinkoopwaarde, namelijk AutoTelexPro, XRAY, BOVAG/ANWB en EuroTax Exchange. Iedere handelskoerslijst presenteert de gemiddelde inkoopprijs voor een gebruikt voertuig op de Nederlandse markt, waarbij onderscheid wordt gemaakt op diverse parameters, zoals leeftijd, typen, modellen, uitvoeringen en kilometerstanden. Iedere handelskoerslijst is in de meeste gevallen gebaseerd op de daadwerkelijke inkoopprijzen voor Nederlandse autohandelaren van gebruikte voertuigen op de Nederlandse markt.[1] Over het algemeen blijken de koerslijsten goed te functioneren. Om de kwaliteit van de handelskoerslijsten voor de toekomst te borgen is inmiddels een platform opgezet waaraan de verschillende brancheorganisaties en de Belastingdienst deelnemen. Dat platform is in november 2018 gestart. Binnen het platform wordt kennis met elkaar gedeeld – bijvoorbeeld op het gebied van data en technologische ontwikkelingen bij het BPM proces – en worden bijzondere gevallen met elkaar besproken.
[1] Zie punt 2.4 van de brief ‘De aanpak van knelpunten bij de import van gebruikte voertuigen’ van voormalig staatssecretaris Menno Snel aan de Tweede kamer, kenmerk 2019-0000015612.