085 130 58 21 info@123bpm.nl

Sancties krachtens de Eurovignet-richtlijn

Sancties krachtens de Eurovignet-richtlijn
Op grond van richtlijn 1999/62/EG (de Eurovignet-richtlijn) zijn lidstaten bevoegd (dus niet verplicht) tolgelden en/of gebruiksrechten voor vrachtwagens in te voeren. Als een lidstaat daarvoor kiest, dan is de richtlijn van toepassing. In dat geval bepaalt artikel 9 bis van de richtlijn dat de lidstaten adequate controles invoeren en een sanctieregeling vaststellen voor inbreuken op de nationale bepalingen die ter uitvoering van deze richtlijn worden aangenomen. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen met het oog op de toepassing daarvan. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Afschrikwekkend doch evenredig. Hoe verhouden deze begrippen zich tot elkaar? Wanneer is een sanctie zodanig afschrikwekkend, dat deze niet meer evenredig is? In deze procedure over de Hongaarse sanctieregeling gaat het om een tweetal vrachtwagenchauffeurs die door ongelukkige omstandigheden (een fout in het navigatiesysteem en onoplettendheid) hun afslag hebben gemist. Zij konden niet rechtsomkeert en hebben hun reis daarom kortstondig voortgezet op een gedeelte van de snelweg waarvoor zij vooraf geen tol hadden betaald. Vanwege dit betalingsverzuim werden aan de chauffeurs bestuurlijke boetes opgelegd welke 500 respectievelijk 87 maal hoger zijn dan het bedrag van het niet, althans te laat betaalde tolgeld.

Prejudiciële vragen: sanctieregeling in strijd met het evenredigheidsbeginsel?
In antwoord op prejudiciële vragen over de verenigbaarheid van de Hongaarse sanctieregeling met het evenredigheidsbeginsel herhaalt het Hof van Justitie het gebruikelijke toetsingskader:

  • De maatregel moet geschikt zijn om het nagestreefde – op zichzelf legitieme – doel te bereiken.
  • De maatregel mag niet verder gaan dan nodig is voor het bereiken van dat doel.
  • De door de maatregel veroorzaakte last mag niet onevenredig zijn aan het nagestreefde doel.

Op grond van dit toetsingskader komt het Hof tot de slotsom dat de sanctieregeling in strijd komt het in artikel 9 bis vastgelegde evenredigheidsbeginsel. Het Hof brengt in dit verband in herinnering dat de lidstaten bij het ontbreken van harmonisatie van de Uniewetgeving op het gebied van de toepasselijke sancties in geval van niet-naleving van de voorwaarden van het door deze regeling ingestelde stelsel, bevoegd zijn de sancties te kiezen die hun passend voorkomen. Zij moeten deze bevoegdheid echter uitoefenen met eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel. Volgens het Hof komt de Hongaarse sanctieregeling daarmee in strijd, omdat hierin geen rekening kan worden gehouden met de specifieke en bijzondere omstandigheden van elk concreet geval en evenmin het bedrag van de geldboete kan worden verlaagd. Voorts kan niet worden nagegaan of de overtreding inderdaad kan worden toegerekend aan de eigenaar, en dus of de overtreding al dan niet het gevolg is van diens bewuste handelen dan wel van zijn gebrek aan zorgvuldigheid. Bovendien is de hoogte van de boete louter afhankelijk van het aantal assen van het voertuig. Dit gegeven houdt geen enkel verband met de gedragingen van de eigenaar en houdt geen rekening met de aard en zwaarte van de begane overtreding. Voorts is het Hongaarse tolheffingsstelsel zodanig ontworpen dat de bijdrage van de gebruikers tot het onderhoud van de infrastructuur evenredig is aan hun gebruik ervan en rekening houdt met de emissieklasse waartoe het gebruikte voertuig behoort. Het ontbreken van dergelijke modulaties bij de vaststelling van de boete doet afbreuk aan dat bijdragebeginsel.

Sanctiemaatregelen mogen niet verder gaan dan hetgeen noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen die met de tolwetgeving worden nagestreefd. De begane overtredingen deden geen afbreuk aan de doelstellingen die door richtlijn 1999/62 worden nagestreefd, te weten de harmonisatie van de heffingsstelsels en de invoering van rechtvaardige mechanismen voor de toerekening aan vervoersondernemers van de infrastructuurkosten, teneinde verstoringen van de mededinging tussen de vervoersondernemingen van de lidstaten op te heffen. Bijgevolg waren de hoogte van de boetes onevenredig ten opzichte van de begane overtreding.

Gevolgen voor Nederland
Het arrest van het Hof heeft weinig consequenties voor de Nederlandse Belasting zware motorrijtuigen. Men kan hier rustig een afslag missen, want de belasting wordt geheven per tijdvak van een dag, een week, een maand of een jaar. Een BZM-boete bedraagt in beginsel € 263 per dag. Dat is 32 maal hoger dan het dagtarief en daarmee lang niet zo afschrikwekkend als de Hongaarse sanctieregeling. Bovendien kan een BZM-boete worden gematigd op grond van AVAS, een pleitbaar standpunt of intern matigingsbeleid.[1] Het Nederlandse sanctiebeleid kan daarmee als voldoende evenredig worden beschouwd.
[1] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 11-12-2015, 15/00195 tot en met 15/00249, ECLI:NL:GHSHE:2015:5186.