085 130 58 21 info@123bpm.nl

Wijziging belastbaar feit van registratie

Fundamentele wijziging

In zijn brief van 31 januari 2019 kondigde de staatssecretaris al aan dat het wettelijke systeem van heffing fundamenteel wordt gewijzigd.[1] Het belastbare feit is nu de tenaamstelling in het kentekenregister, dat wil zeggen alle handelingen die leiden tot de koppeling van een kentekennummer op naam van een (rechts)persoon. Het belastbare feit is straks de inschrijving in het kentekenregister, dat wil zeggen de aanvraag voor de afgifte van een kentekenbewijs bij de RDW.

Het belang van een kentekennummer

Deze wijziging heeft grote gevolgen voor RDW-erkende handelaren
die gebruikte auto’s invoeren en vervolgens in Nederland koop aanbieden. Dit
houdt onder andere verband met het belang van een Nederlands kentekennummer bij
het adverteren van een auto. Als een auto te koop staat, dan is het van groot belang dat
er een Nederlands kentekennummer bekend is. Aan de hand van het kentekennummer
kan de koper namelijk allerlei informatie opvragen via www.rdw.nl. Zoals
bijvoorbeeld de nieuwprijs. Die is van belang voor de fiscale bijtelling en de
verzekeringspremie. Ook kan de CO2-uitstoot en in het verlengde daarvan het
verbruik van de auto worden opgevraagd. Bovendien kan worden gecontroleerd wat
de auto waard was toen deze werd ingevoerd. Om deze reden worden tegenwoordig
steeds minder ernstige schadevoertuigen ingevoerd. Een ander voordeel van het
hebben van een Nederlands kenteken, is dat de auto dan ook direct kan worden
verkocht en het kenteken op naam van de koper kan worden gesteld.

Het huidige heffingssysteem

Onder het huidige heffingssysteem kan een artikel 8-vergunninghouder aanvraag doen voor de afgifte van een Nederlands kenteken, dat vervolgens direct wordt afgegeven. In zo’n geval staat het kenteken ongedateerd in de bedrijfsvoorraad, zonder dat voorafgaand aan de uiteindelijke tenaamstelling de BPM op aangifte wordt afgedragen. Pas als de auto is verkocht, dient de BPM op maandaangifte te worden afgedragen.

Een handelaar zonder artikel 8-vergunning ontvangt eveneens een ongedateerd kenteken als hij de verschuldigde BPM vooraf op aangifte voldoet. Als de auto een tijdje in de showroom te koop staat, dan kan de handelaar bezwaar indienen tegen de betaling op aangifte, waarna de BPM wordt verminderd met leeftijdskorting.

Onder het huidige heffingssysteem kan een parallel ingevoerde auto dus met een Nederlands kentekennummer te koop worden aangeboden zonder dat de BPM vooraf is betaald. Of er wordt een korting op de BPM verleend als de auto lang te koop staat.

Het nieuwe heffingssysteem

Het belangrijkste verschil met het nieuwe heffingssysteem is dat de BPM op voorhand moet worden afgedragen, dat wil zeggen op aangifte moet worden betaald voordat dat sprake is van een voltooide tenaamstelling. Als een auto enige tijd in de showroom staat, wordt bovendien geen extra leeftijdskorting verleend. Niet alleen wordt de uiteindelijk verschuldigde BPM daardoor hoger, de BPM moet ook door de handelaar worden voorgefinancierd. Hierdoor worden tweedehands auto’s duurder.

Een handelaar kan er voor kiezen een parallel ingevoerde auto zonder Nederlands kenteken te koop aan te bieden in de showroom. Dan hoeft hij niets voor te financieren. Het belang van een Nederlands kentekennummers is tegenwoordig echter zo groot, dat dit geen optie is. Bovendien kan het importproces 3 tot 5 weken duren. Wie kan er tegenwoordig nog zo lang geduld opbrengen bij de aankoop van een tweedehands auto?

Gelijk speelveld

Een van de redenen voor het invoeren van het nieuwe heffingssysteem is het creëren van een gelijk speelveld tussen handelaren die auto’s parallel invoeren en handelaren die dat niet doen. Op dit moment hebben parallelimporteurs namelijk een betere concurrentiepositie, omdat zij auto’s met een Nederlands kentekennummer te koop kunnen aanbieden, zonder dat de BPM is betaald, of althans achteraf extra leeftijdskorting wordt verleend.

Dit is naar mijn mening geen overtuigend argument. Het gelijke speelveld zou namelijk ook kunnen worden gecreëerd door alle auto’s die zich in de bedrijfsvoorraad bevinden (lees: door handelaren te koop worden aangeboden) extra leeftijdskorting toe te kennen, gerekend vanaf de datum waarop de auto in de bedrijfsvoorraad wordt opgenomen en de datum waarop het kenteken op naam van een opvolgende kentekenhouder wordt geregistreerd.

Vereenvoudiging

Een ander argument voor het invoeren van het nieuwe heffingssysteem, is het eenvoudiger maken van de heffing. Hier kan ik wel begrip voor opbrengen. Het huidige heffingssysteem is zo ingewikkeld dat zelfs rechters moeite hebben bij het maken van de berekening van de verschuldigde BPM. Met name als sprake is van extra leeftijdskorting, wordt de berekening nodeloos gecompliceerd:

X =              ((H / HNP) * B)) / (B * 1 – A1) ) * B ) * 1 – A2

X =              Verschuldigde BPM
H =             Handelsinkoopwaarde auto[2]
HNP =        Historische nieuwprijs[3]
B =             (Tussentijdse) bruto BPM[4]
A1 =            Afschrijvingscoëfficiënt volgens de forfaitaire afschrijvingstabel[5] op datum aangifte
A2 =            Afschrijvingscoëfficiënt volgens de forfaitaire afschrijvingstabel op datum registratie

Onder het nieuwe heffingssysteem wordt de berekening als volgt:

X = ((H / HNP) * B))

Een interessante vraag is of de extra leeftijdskorting straks nog wel kan worden toegepast voor auto’s die een datum eerste ingebruikname hebben die is gelegen voor de datum van inwerkingtreding van het nieuwe wettelijke systeem. Op grond van artikel 10b Wet BPM kan gekozen worden voor het historische tarief en de historische maatstaf van heffing. Omdat niet is uitgesloten dat eerder ingevoerde referentievoertuigen wel het genot hebben gekend van extra leeftijdskorting, komt het mogelijk in strijd met het verbod van artikel 110 VWEU door nadien ingevoerde dit genot te onthouden. Over deze rechtsvraag zal ongetwijfeld nog worden geprocedeerd.


[1] Zie Kamerstukken II 2017/18, 32 800, 49 en mijn noot in NLF 2019/2761.

[2] Wettelijke basis: artikel 10, zevende lid, Wet BPM Jo artikel 8, vijfde lid, aanhef en onder a en b, Uitvoeringsregeling Wet BPM. 

[3] De historische nieuwprijs wordt berekend door de netto catalogusprijs (artikel 9, vierde lid, Wet BPM) te vermenigvuldigen met 19% omzetbelasting en te vermeerderen met het ten tijde van eerste ingebruikname geldende Bruto BPM tarief. Let op: artikel 10, tweede lid, Wet BPM is ten gevolge van de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 02-03-2012, nr. 11 / 00785, LJN: BV7393 onverbindend verklaard, voor zover het de vermindering (de afschrijving) wordt berekend op basis van een afgeleide van de ‘inkoopwaarde nieuw’, dat wil zeggen de historische nieuwprijs, verminderd met 500, en vermenigvuldigd met 0,88, in plaats van een afgeleide van de historische nieuwprijs.

[4] Wettelijke basis: artikel 9 jo artikel 10b Wet BPM.

[5] Wettelijke basis: artikel 10, zesde lid, Wet BPM jo artikel 8, zesde lid, Uitvoeringsregeling Wet BPM.